De titel verwijst naar het schilderij van Van Gogh, maar de tekst van Daudet heeft meer gemeen met de kunstschilder, door de thematiek, de tijd en plaats van handeling – de Provence rond 1870. George Bizet componeerde er destijds ‘toneelmuziek’ bij.
Aanvankelijk vond ik het maar niks om dit stoffige stuk onder handen te nemen. Ik zag niet veel in het suffe Romeo & Julia-achtige verhaal.
Uiteindelijk heb ik het stuk omgewerkt naar een intieme vertelling en met regisseur Ad Evers op maat gemaakt voor een uitvoering in de toen nog functionele tuin van het voormalige St. Annaklooster in Zundert. De nieuwe tekst heb ik geschreven als een hoorspel, vanuit het perspectief van de oude herder Balthazar (gespeeld door Guus Dam), in het stuk van Daudet is hij niet meer dan een nevenfiguur.
Extra bijzonder was dat het publiek, wandelend door de tuin, spelscènes zag en stemmen hoorde, die niet direct met elkaar te maken hadden; beeld en geluid leken los van elkaar te staan. Simpel omdat, buiten het zicht van de toeschouwers, de acteurs elders hun tekst voor de microfoon inspraken. Pas ver in het tweede deel van de voorstelling kreeg het publiek te zien hoe het werkte, tijdens de scène waarin het familieberaad beslist over de toekomst van Fréderi. De 19e eeuwse verstilling botste toen al lang niet meer met de moderne geluidsstudio. Inhoud en vorm vielen samen en gaven de voorstelling hier een onvermijdelijke wending naar de noodlottige afloop.
(Ja, ik denk dat dit nog steeds een van de meest dierbare voorstellingen uit mijn rijtje is.)
Per uitvoering, dat was wel een consequentie van deze opzet, konden er amper dertig bezoekers ‘binnen’. Het Zunderts Toneel heeft de voorstelling uiteindelijk tientallen keren uitgevoerd, soms drie keer op een dag, twee zomers achter elkaar. Het was een hit.
Fréderi is verliefd op een meisje uit de stad. Zijn familie ziet een huwelijk niet zitten; het meisje uit Arles zou niet deugen. De jongen volhardt en dat wordt hem fataal. Machteloos ziet zijn omgeving toe hoe hij aan zelfvernietiging ten onder gaat. L'Arlésienne toont het tijdloze thema van de ultieme liefde. En de onbeholpenheid van de mens, omdat de ultieme liefde niet bestaat (zoals ook het ultieme kunstwerk niet bestaat). Tenzij de dood die liefde levend houdt. Fréderi lijkt dat te beseffen: hij sterft liever met een ideaal voor ogen dan te moeten leven met een compromis.
Toetje.
Via via kwam Joop Mulder, grote baas van Oerol, te weten over De Arlésienne. Op het terras van Festival Boulevard in Den Bosch spraken we over de mogelijkheid van een serie uitvoeringen op Terschelling. Hij vroeg me de voorstelling te komen maken met eilandbewoners, ik zei heel stoer dat we toch echt met een bus eigen volk uit Zundert zouden komen. Hij wikte en woog niet eens, maar schudde meteen met die grote snor. Jammer dan. Ja, jammer dan, deed ik met mijn schouders en mijn strakgetrokken lippen. Net alsof ik eigenlijk niet in huilen had willen uitbarsten.
Spijt is niet een emotie die je snel bij mij zult vinden. Maar deze scène had ik achteraf gezien best willen overdoen.